vorige opera      volgende opera


Atys
(1676)

Jean-Baptiste Lully
libretto Philippe Quinault


Opéra Comique Paris 2011

koor en orkest Les Arts Florissants o.l.v. William Christie

danseurs Compagnie Fêtes galantes

Regie Jean-Marie Villégier







     

  



bestellen cd/dvd
     

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Atys, Frygiër

Cybèle, godin en verliefd op Atys

Sangaride

Célénus

Idas

Doris

Mélisse

Dieu du Sommeil

Morphée

Le Temps, le fleuve Sangar

Phobétor

Phantase

Songe funeste

Maître des c'rémonies, Alecton

L'impresario

Flore, suite de Sangar

Iris

Melpomène

Zéphir, suite de Sangar

Zéphir 

Bernard Richter

Stéphanie d'Oustrac

Emmanuelle de Negri

Nicolas Rivenq

Marc Mauillon

Sophie Daneman

Jaël Azzareti

Paul Agnew

Cyril Auvity

Bernard Deletré

Callum Thorpe

Benjamin Alunni

Arnaud Richard

Jean-Charles di Zazzo

Olivier Collin

Elodie Fonnard

Rachel Redmond

Anna Reinhold

Francisco Fernández-Rueda

Reinoud van Mechelen 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

     

 

Achtergrond

 

Het ontstaan van de Franse opera

Via de van oorsprong Italiaanse kardinaal Mazarin deed de opera zijn intrede aan het Franse hof. Italiaanse componisten werden uitgenodigd om opera's te schrijven, o.a. voor het huwelijk van Lodewijk XIV met de Spaanse Maria Theresia (zie Ercole Amante). Lully, die als 14-jarige jongen uit Florence naar het Franse hof werd gestuurd als knechtje, nam dit gretig in zich op. Hij was erg muzikaal en kon het goed met de jonge Lodewijk vinden. Beide hielden van dansen. Lully schreef nieuwe balletten voor de koning die hem in dienst nam toen hij aan de macht kwam. Samen met toneelschrijver en acteur Molière schreef Lully komedieballetten voor de koning. Na de dood van Molière besloot Lully om opera's te schrijven naar het voorbeeld van de eerste opera in het Frans van componist en rivaal Cambert, wiens geliefde Madeleine hij roofde en trouwde. Hij voegde er balletten aan toe en zo ontstond de typisch Franse opera: koninklijk van karakter met veel joyeuze, dansante muziek op de poëtische teksten van Philippe Quinault.

 

De bron van het verhaal

Philippe Quinault, met wie Lully vaak samenwerkte, ontleende zijn verhaal aan het vierde boek (April) van de Fasti van Ovidius, een poëtische kalender waarin Ovidius per maand de belangrijkste feesten, sterrenbeelden maar ook aan de seizoenen gerelateerde mythologische verhalen publiceerde. Er zijn slechts zes maanden van de Fasti bekend.

 

Het verhaal van Attis komt uit Frygië in Anatolië (midden van Turkije) en is gebaseerd op de mythe van Attis en Cybele. Ze zou de liefde van haar hogepriester Attis hebben afgewezen die daarna zichzelf castreerde en dood bloedde. In andere verhalen is Attis zowel zoon als geliefde. Rond Cybele ontstonden diverse cultussen rond thema's dood en wedergeboorte met bijbehorende rouwcultus en vreugdecultus (hilaria, een soort carnaval met drank en drugs). Als hogepriester van de godin moest de man zichzelf castreren en een vrouwelijke identiteit aannemen. Dit alles ging gepaard met uitgelaten festiviteiten en processies. Waarschijnlijk stammen deze verhalen en cultussen uit een vroegere religie van een oosters volk dat de godin vereerde.

 

Romeinse vruchtbaarheidsgodin

In de Romeinse mythologie en liturgie, waarin veel van de Griekse verhalen en cultussen werd overgenomen, wordt Cybele beschouwd als een vruchtbaarheidsgodin. Ze is tevens de Magna Mater, de Moedergodin. Ter ere van haar worden uitbundige feesten gevierd, vergelijkbaar met ons carnaval. Alleen gaat het daar heftiger aan toe, getuige het hekeldicht dat Claudius Claudianus in 400 na Chr. schrijft over Eutropius, een eunuch aan het Byzantiijnse hof die consul werd en nogal wreed tewerk ging: "... een eunuch als consul beter naar het vrouwenfeest van Cybele kan gaan om haar te eren ... raak daar dan in extase bij de helle klank van de tamboerijn, zwaai daar met cimbalen en sla jezelf met stokken van pijnhout, of ontman je nog verder met een phrygisch mes ..." Het gedicht suggereert dat de cultus van Cybele rond het jaar 400 nog bloeide en geeft details over de rituelen.

 

Synopsis

 

Proloog

In het paleis van het allegorische karakter Tijd zingt het koor van Uren van Dag en nacht een loflied voor de held (Lodewijk XIV). De lentegodin Flore en haar nimfen bezingen de komst van de lente. De wind Zephyr echter, beklaagt zich erover omdat daarmee ook de oorlogen beginnen. Melpomene, de muze van de tragedie, wil de lente tegenhouden om eerst het verhaal van Atys en Cybele te vertellen. De boodschapster van de goden Iris, tevens regenboog, bemiddelt en bereidt de festiviteiten voor.

 

Akte 1
Atys spoort de Frygiërs aan om de godin Cybele te eren. Zij zal dadelijk naar beneden komen ter ere van de bruiloft van koning Celenus met Sangaride, de dochter van de riviergod Sangar. Sangaride doet dit op aanraden van haar vader, maar houdt niet van de koning. Ze is verliefd op Atys, die ook op haar verliefd is.

 

Akte 2
Cybele daalt af en wijst Atys aan als haar hogepriester om de eredienst te leiden. Zij kiest hem omdat ze verliefd is op hem.

Akte 3
Atys zit met het dilemma dat hij verliefd is op de aanstaande vrouw van de koning. Cybele drijft hem in een slaap (een typisch Venetiaans facet van de opera) en laat de Droom goede en kwade dromen sturen naar Atys die bij het ontwaken Cybele naast zich ziet liggen. Als Sangaride verschijnt, denkt ze dat Atys verliefd is op Cybele en beklaagt zich met een klaaglied met dalende baslijn.

Akte 4
Celenus ontdekt dat Sangaride niet van hem houdt. In de overtuiging dat Atys niet van haar houdt, wil ze toch de koning trouwen. Maar Atys overtuigt haar van zijn liefde en gebruikt zijn positie als hogepriester om Cybele te vragen het huwelijk tegen te houden.

Akte 5
Cybele voelt zich afgewezen en wil wraak nemen op de twee geliefden. Ze verblindt Atys door Sangaride als een monster te vertonen dat door Atys wordt gedood. Als Atys dit ontdekt, trekt hij zich terug en doodt zichzelf. Om hem toch te behouden verandert Cybele hem in een boom die altijd groen zal blijven: een naaldboom. De opera eindigt met een lamento van Cybele en het koor dat haar klaagzang bevestigt..